Wordt ook wel eens de verkrijgende verjaring genoemd. De situatie waarbij iemand het eigendom verwerft van een goed dat hij bezit, maar dat normaal tot het eigendom van een derde behoort.
Opdat het bezit in eigendom kan resulteren, moet het ondubbelzinnig, publiekelijk, vreedzaam en ononderbroken in het bezit zijn geweest en dit gedurende tien tot dertig jaar, afhankelijk van het type goed. Die termijn kan bovendien worden geschorst of gestuit.
Het bezit moet te goeder trouw geweest zijn. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarbij twee buren gedurende dertig jaar, ten gevolge van foute kadastrale omschrijvingen, onterecht aannemen dat een deel grasland aan een van de buren toebehoort. Indien een buur het stuk grond dan gedurende dertig jaar in zijn bezit nam, behoort het ten gevolge van de verkrijgende verjaring ook aan die buurman toe.
De usucapio stamt af van het Romeins recht en moest ook toen al de rechtszekerheid garanderen. Ook vandaag de dag wordt de verkrijgende verjaring gezien als een oplossing voor een maatschappelijke nood, waarbij rechtsopvolgers niet worden geconfronteerd door eeuwenoude eigendomsrechten die nooit werden uitgeoefend, maar vervolgens wel worden geclaimd. Hierdoor kunnen afstammelingen van feodale heren zich niet langer op de oorspronkelijke eigendomsrechten beroepen. In het Belgisch recht werd een vrij korte verkrijgende verjaringstermijn voorzien, met het oog op het beperken van juridische conflicten over zaken die niet langer relevant zijn.