Iedereen gebruikt geld. We willen het allemaal, we werken ervoor en we denken erover na. De definitie van wat geld is, waar het vandaan komt, en wat het waard is, lijkt toe te behoren aan degenen die zich bezighouden met de economische disciplines. Terwijl de creatie en groei van geld soms wat ongrijpbaar lijkt, is geld wel de manier waarop we de dingen krijgen die we nodig hebben en willen hebben.
Ruilhandel en de nadelen daarvan
Voordat geld als ruilmiddel was ontwikkeld, maakten mensen gebruik van ruilhandel om de goederen en diensten die zij nodig hadden te verkrijgen. Het basisidee van ruilhandel is dat twee individuen elk handelswaar hebben die de ander wil hebben of nodig heeft, en dat ze een overeenkomst aangaan om hun goederen met elkaar te ruilen. Deze basisvorm van ruilhandel heeft een beperkte efficiency, want je moet precies degene tegenkomen die jouw handelswaar hebben wil. En daar eindigen de problemen niet. Zelfs wanneer je iemand vindt die jouw producten wilt afnemen, moet diegene ook nog eens precies de hoeveelheid willen hebben die jij aanbiedt. Daarnaast heb je het probleem van waardebepaling: hoeveel is jouw handelswaar waard, en hoe verhoudt zich dat ten opzichte van jouw handelspartner? Lastig, ingewikkeld en zeer tijdrovend.
De opkomst van goederengeld
Om deze problemen op te lossen werd goederengeld geïntroduceerd. Dit is een soort betaalmiddel dat gebaseerd is op de waarde van de onderliggende handelswaar. Kolonisten gebruikten bijvoorbeeld beverhuiden en gedroogde maïs als betaalmiddel voor transacties. Deze handelswaar werd om een aantal redenen als betaalmiddel gekozen: ze werden door velen begeerd en waren daardoor waardevol. Daarnaast waren ze ook duurzaam, makkelijk te verplaatsen en konden ze eenvoudig bewaard worden.
Fiatgeld gebaseerd op perceptie en vertrouwen
De tweede soort geld is fiduciair geld of fiatgeld, waarbij afgestapt wordt van het onderliggende fysieke handelswaar, en waarbij de waarde bepaald wordt door de perceptie en het vertrouwen dat mensen erin hebben. Fiatgeld werd geïntroduceerd doordat goud schaars was en economieën die snel groeiden niet altijd genoeg goud konden delven om hun kapitaalbehoefte te ondersteunen. Voor een snelgroeiende economie is het ontzettend inefficiënt om goud nodig te hebben om geld waarde te kunnen geven.
Fiatgeld wordt dan het symbool van de visie van mensen op waarde – de essentie waarom geld gemaakt wordt. Een economie die groeit is blijkbaar goed in het maken van andere dingen die waardevol zijn voor zichzelf en voor andere economieën. In het algemeen geldt dat hoe sterker de economie is, hoe sterker (en gewilder) zijn geld zal worden gezien, en andersom. Deze abstracte zienswijze moet nog steeds ondersteund worden door de mate waarin de economie concrete zaken en diensten kan maken die gewild zijn. Dat is de reden waarom geld bijdrukken een land niet extra welvaart zal brengen. De waarde van geld wordt bepaald door een constante samenwerking tussen concrete zaken, onze ongrijpbare behoeften voor deze zaken, en ons abstracte geloof in wat waardevol is: geld is waardevol doordat we het willen, maar we willen het alleen omdat we er een gewild product of dienst mee kunnen krijgen.
Hoe wordt het gemeten?
Natuurlijk is geld de tien euro die je onlangs aan een vriend hebt geleend en niet snel terug verwacht. Maar hoeveel geld is er nu precies in omloop en in welke vormen? Economen en investeerders stellen zich deze vraag iedere dag om te zien of er sprake is inflatie of deflatie. Om geld te kunnen onderscheiden en beter meetbaar te maken, wordt het in drie categorieën onderverdeeld:
- M1 – Dit is de geldcategorie waaronder alle fysieke aanduidingen vallen van munten en valuta en direct opvraagbare tegoeden als betaalrekeningen. Deze geldcategorie is de smalst gedefinieerde van de drie, en moet gezien worden als het geld dat gebruikt wordt om betalingen te doen.
- M2 – Met ruimere criteria wordt al het geld dat onder de M1 categorie valt toegevoegd aan alle tijdgebonden tegoeden, spaarrekeningen, en alle niet-geïnstitutionaliseerde fondsen op de geldmarkt. Deze categorie vertegenwoordigt geld dat snel in contanten kan worden omgezet.
- M3 – Dit is de breedste geldklasse, waarbij al het geld dat onder de M2-definitie valt wordt gecombineerd met alle grote tijdgebonden tegoeden, geïnstitutionaliseerde fondsen op de geldmarkt, korte termijn aankoopovereenkomsten, en alle andere liquide bezittingen.
Opgeteld vormen deze categorieën de geldvoorraad van een land, of de totale hoeveelheid geld binnen een economie.
Hoe geld wordt gemaakt
Nu we besproken hebben hoe en waarom geld, als een weergave van gepercipieerde waarde, in de economie wordt gemaakt, kijken we nu hoe een Centrale Bank het niveau van de geldvoorraad kan beïnvloeden.
Een Centrale Bank heeft onder andere de mogelijkheid om het niveau van een geldvoorraad in een land te beïnvloeden. Laten we naar een versimpeld voorbeeld kijken om te zien hoe dit gebeurt. Als een Centrale Bank de hoeveelheid geld in omloop wil verhogen, dan kan ze gewoon geld bijdrukken. Maar zoals we hebben gezien vormen fysieke biljetten maar een klein deel van de totale geldstroom.
Een andere manier voor een Centrale Bank om de geldstroom te vergroten, is door rentevaste waardepapieren van de overheid in de markt op te kopen. Wanneer de Centrale Bank dit doet, dan stopt ze geld in de handen van het publiek. Hoe betaalt een Centrale Bank hiervoor? Raar als het mag klinken, maakt ze dit geld feitelijk uit niets en draagt het over aan degenen die de waardepapieren verkopen. Om de geldvoorraad te verminderen, kan de Centrale Bank het tegenovergestelde doen en waardepapieren van de overheid verkopen. Het geld wat door de koper aan de Centrale Bank wordt betaald, wordt feitelijk uit circulatie gehaald. Hou wel in gedachten dat dit een algemeen voorbeeld is om de uitleg simpel te houden.
Tot slot
Zolang mensen vertrouwen hebben in een munteenheid kan een Centrale Bank er meer van uitgeven. Maar als er teveel geld in de economie wordt gepompt, kan de waarde verminderen, wat voor alles geldt waarbij het aanbod hoger is dan de vraag. Dus terwijl de Centrale Bank technisch gezien meer geld “uit niets” kan maken, is het toch niet mogelijk om dat op ieder moment te doen.