De tulp veroorzaakte een van de eerste financiële zeepbellen

Zeepbellen op de financiële markten: een nachtmerrie voor beleggers. Wanneer is iets te mooi om waar te zijn? Zeepbellen zijn van alle tijden. De twijfelachtige eer van de eerste economische zeepbel valt te beurt aan onze Nederlandse vrienden. De tulpenmanie dateert al uit de 17de eeuw maar is nog lang niet vergeten. Ken je ook de andere grote historische zeepbellen?

De Tulpenwoede (17de eeuw)

Wat nu algemeen bestempeld wordt als Nederlands nationale bloem, was ooit een export product van het Ottomaanse rijk. Midden 16de eeuw kwamen enkele tulpenbollen in handen van Nederlandse ondernemers. Al snel vonden ze een afzetmarkt bij de gegoede klasse in Amsterdam. De onzekere tijden en de stijgende lonen dreven heel wat Nederlanders naar speculatieve projecten. Al snel steeg de prijs van één enkele tulpenbol naar 1000 gulden -wat gelijk staat aan 6 jaar werken voor een ambachtsman. Er is een veiling bekend waarbij 40 tulpenbollen werden verkocht voor de fabelachtige prijs van 100.000 gulden. Een tulpenbol van een specifieke tulpensoort was meer waard dan een pand aan de Amsterdamse grachten.

De handel floreerde tot de publieke opinie zich tegen de tulpenhandel keerde. De speculanten, die tulpenbollen en verkochten zonder ze ooit in bezit te hebben (wat we nu futures zouden noemen), werden plots beschouwd als onverbeterlijke zondaars. Een nieuwe uitbraak van de builenpest deed ook geen goed aan de bloemenhandel. Na 3 jaar van woekerwinsten dreigde de armoede voor heel wat speculanten. Duur ingekochte bollen kregen ze niet meer gesleten op de markt. De bel barstte genadeloos. Uiteindelijk herstelde de prijs van de tulpenbol zich tot een aanvaardbaar niveau.

Lees meer: Wat te doen bij een beurscrash? Haal diep adem en doe niets!

De Zuidzee Bubbel (18de eeuw)

Rond 1711 was de Zuidzee de oceaan tussen Zuid-Amerika en Groot-Brittannië. Het Britse rijk vierde hoogdagen met een zeer uitgebreid kolonialisme. Het ging de Britten voor de wind en ze regeerden over grote delen van de wereld. Begin 18de eeuw gaf de Britse overheid de South Sea Company (SSC) het alleenrecht om handel te drijven met de gebieden aan de andere kant van de Zuidzee. De wildste verhalen deden de ronde: Zuid-Amerikaanse volkeren stonden te dringen om wol en linnen te ruilen voor goud en juwelen.

Iedereen stond te dringen om aandelen in de SSC te kunnen aankopen. Huisgezinnen verkochten alles wat los of vast zat om meer aandelen te kopen. De waarde van de aandelen schoten de lucht in en waren al snel tien keer zoveel waard als bij hun introductie. Het land werd gek! Malafide figuren richtten schimmige bedrijven op die de koersen nog hoger stuwden. Maar toen kreeg Spanje weet van een monopolie die geen monopolie mocht zijn.

Spanje, die andere grote koloniale wereldmacht, kreeg weet van een monopolie. De Spaanse koning was het allerminst eens en legde beslag op de bezittingen en schepen van de SSC. De geruchten drongen maar traag door in Londen. Bovendien wilde niemand slecht nieuws horen. De hype was compleet. Het management van SSC, geen echte bedrijfsleiders maar eerder reclamejongens, begon eigen aandelen op te kopen om de koers hoog te houden. Uiteindelijk was dit onhoudbaar en knalde de bubbel met een gigantische kracht uit elkaar.

Gelukkig zwom Groot-Brittannië in die tijd in het geld en konden de banken en heel wat notabelen het hoofd boven water houden dankzij de overheid. Toch was dit het begin van een ongeziene zelfmoordgolf in het Verenigd Koninkrijk.

De Mississippi Bubbel (18de eeuw)

Op exact hetzelfde moment gebeurde er in Frankrijk iets gelijkaardigs. Na het vertrek van Louis XIV, de zonnekoning, realiseerde Frankrijk dat het jaren op te grote voet had geleefd. De Fransen zochten naar een oplossingen voor hun financiële problemen en kwamen terecht bij een Schotse banker, John Law. Geen onbesproken figuur die Law. Veroordeeld voor moord ontsnapte hij uit de gevangenis en zwierf rond in Europa. Hij financierde die zwerftocht met de opbrengst van zijn gokken.

Toch geloofden de Fransen in de kennis en kunde van John Law. Onder hun auspiciën richtte hij een nationale bank op, de Banque Générale en voerde de waardepapieren in.Door de uitgave van eigen aandelen stroomde er opnieuw geld naar de Franse schatkist. De rust keerde terug in de economie en Law kon niks verkeerd meer doen. Tot hij enkele jaren later de Mississippi Company kocht. Dit bedrijf organiseerde de handel tussen de Franse koloniën in het zuiden van wat nu de Verenigde Staten zijn en het moederland. Ook hier introduceerde hij de aandelen en dreef die stelselmatig de lucht in door op gezette tijden geruchten te verspreiden. Op enkele jaren tijd steeg het aandeel met 2000 procent.

In die periode maakten ontzettend veel Fransen fortuin. Uit die tijd stamt ook het woord ‘millionaire’. Maar de bel knapte pijnlijk hard toen de “virtuele” rijken hun geld gelijktijdig wilden verzilveren. Er stond echter niet genoeg goud en zilver meer tegenover het papieren geld waardoor heel wat belanghebbenden moest afdruipen. De aandelen stortten dan ook al snel in elkaar. De Franse overheid probeerde nog geld bij te drukken maar de inflatie sloeg genadeloos toe. De prijzen swingden dan ook de pan uit. Als een olievlek deinde deze crisis uit naar de rest van Europa.

Deze crisis zou de basis leggen voor de Franse revolutie in 1789.

De Britse Spoorwegen Bubbel (19de eeuw)

Belangenvermenging en voorkennis in zijn puurste vorm. Spoorwegen waren hot in de 19de eeuw. Denk maar aan het eerste treintraject in België, de Olifant spoorde toen van Brussel naar Mechelen. Een tweeëntwintig kilometer lange sensatie! Ook in Groot-Brittannië stond men te dringen om het spoornetwerk uit te breiden. Het had alleen maar voordelen: nieuwe gebieden makkelijk bereiken, een extra impuls aan de staalindustrie en de opkomst van een hele nieuwe sector. Alleen de overheid was nog niet helemaal mee in het verhaal. Zo moest er per nieuw traject een wet bekrachtigd worden.

Wat wilde het “toeval”: de meest vooraanstaande Britse politici waren ook de grootste belanghebbenden bij een uitgebreid spoorwegnetwerk. Ze waren investeerders en ondernemers in de spoorwegsector. Enkel en alleen in het jaar 1846 passeerden maar liefst 272 wetten de revue. Het spoor in Groot-Brittannië boomde ongezien. Vooral ene George Hudson, een zakenman en investeerder in de spoorwegen, had wat in de pap te brokken. Met bijna één derde van alle spoorwegondernemingen in handen, was hij een zeer grote speler.

Hudson handelde echter, zoals zovelen, met heel wat voorkennis. Toen dit aan het licht kwam bleek hij ook nog eens de resultaten op te vijzelen. De zeepbel knapte en de banken hadden heel wat moeite om het hoofd boven water te houden. Duizenden gezinnen zagen hun spaarcenten verdampen.

De Beurscrash van 1929

De meest tot de verbeelding sprekende bubbel is ongetwijfeld de crash van oktober 1929. Het duurde tot 1954 voor de New Yorkse beurs deze klap te boven kwam. In de jaren 20 was er nochtans geen vuiltje aan de lucht. De Verenigde Staten, en zelfs bij uitbreiding de hele wereld, beleefde hoogdagen. Aandelen stegen tot ongekende hoogtes en iedereen (zelfs de latere beurs goeroe Benjamin Graham) was euforisch. In juli 1929 werd echter duidelijk dat de koersen de actuele waarde van bedrijven niet langer correct weergaf. De markt was duidelijk verzadigd en de productie nam stelselmatig af. Investeringen daalden zienderogen en mensen kregen hun ontslag. Hoe verder de zomer vorderde, hoe zwartgalliger de toekomst werd. Uiteindelijk ging op 2 dagen tijd 30 miljard dollar in rook op.

Lees meer: 100-jarige Zweedse miljonair toont hoe makkelijk je rijk wordt

De Grondstoffen Bubbels (20ste – 21ste eeuw)

Grondstoffen kunnen zich wel eens volatiel gedragen. Denken we maar aan goud of grondstoffen die een bepaalde hausse kennen bij een nieuwe toepassing of een onvoorziene schaarste. Wat er echter gebeurde met nikkel en uranium in respectievelijk 1969 en 2007 is ongezien.

Tijdens de Vietnamoorlog kwam Nikkel plots onder druk. De grootste mijnbouwer voor nikkel ter wereld kreeg te kampen met stakingen. De vraag naar nikkel bleef echter stabiel en steeg na een tijd relatief stevig. Er heerste dan ook een uitgelaten sfeer toen in een onooglijk Australisch dorpje een erg grote nikkelmijn werd ontdekt. De aandelen van de ontginner, Poseidon, stegen in geen tijd. De waarde van het aandeel vervijftienvoudigde op enkele weken tijd. Er werd plots druk gespeculeerd over de nikkelmijn. Plots werden alle mijnbouwersaandelen hyperpopulair. Er volgden overhaaste beursintroducties en velen werden op korte tijd heel erg rijk. Maar toen bleek dat de nikkel in het Australische stadje van een lage kwaliteit was, barstte de bubbel. Bij de start was een aandeel van Poseidon 0,80 dollar waard. Anderhalf jaar later noteerde het aan maar liefst 280 dollar. Wie tijdig verkocht haalde reusachtige rendementen. Wie te laat instapte was behoorlijk wat centen kwijt.

Uranium kende in 2007 ook een zeer bewogen jaar. Jarenlang steeg de prijs van uranium langzaam maar zeker. Toen de grootste natuurlijke uraniummijn in ter wereld onder water liep, swingden de prijzen de pan uit. Bovendien was er toen net een tendens om te beleggen in mijnbedrijven. Door de vooruitziendheid van nucleaire centrales daalde de prijs uiteindelijk even drastisch als hij was gestegen. Centrales voorzien op lange termijn in hun uranium. Dus tegen de tijd dat de mijn leeggepompt was, trok de vraag opnieuw aan waardoor speculanten nooit gebruik hebben kunnen maken van de vraag op korte termijn. Tussen 2002 en 2007 schoot de prijs van uranium van 20 dollar per kilo naar 300 dollar. Momenteel is de prijs gestabiliseerd op 100 dollar/kilo.

Een van de grootste frauduleuze bubbels was die van Bre-X. Diep in de jungle van een Indonesische provincie, ontdekte de ondernemer David Walsh samen met een geoloog, in 1989 een gigantisch goudader. Met zijn bedrijf Bre-X ging hij het gebied ontginnen. Iedereen wilde een stukje van de koek. Hoe groter de goudkoorts werd, hoe groter de goudvoorraad werd ingeschat. In 1996 schatte het team van experts de voorraad op ongeveer 5,6 miljoen kilo goud (!). De aandelen van het bedrijf zwollen aan van enkele dollars tot 286 dollar. Uiteindelijk barstte het sprookje toen de goudader niet bleek te bestaan. Het bedrijf verloor ruim 2 miljard dollar aan marktwaarde. De geoloog verantwoordelijk voor de ontdekking stierf kort daarna een mysterieuze dood. En David Walsh, die kon maar 2 jaar lang genieten van zijn aandelenwinst van 45 miljoen dollar. Hij stierf op 4 juni 1998 op de Bahamas.

De Japanse vastgoedbubbel (1987-1995)

1 miljoen dollar per vierkante meter, zoveel betaalde je voor vastgoed in Tokio in 1990. Op slag was het keizerlijk paleis in de Japanse hoofdstad 4.300 miljard dollar waard (!). De vastgoedbubbel kende toen zijn hoogtepunt. De hausse trok aan halfweg de jaren tachtig en gaandeweg de jaren negentig kreeg iedereen zijn verstand terug. Het duurde echter tot 2006 voor de vastgoedprijzen opnieuw in stijgende lijn gingen.

De basis van deze crisis was, zoals zo vaak, de goede tijden. Alles ging misschien té voorspoedig in Japan. De yen stond sterk, de economie trok aan, de export liep op wieltjes en de banken stonden klaar om alles en iedereen geld te lenen. Maar de zaken liepen wat uit de hand, met de exorbitante vastgoedprijzen tot gevolg. Toen alles wat kalmeerde stabiliseerden de vastgoedprijzen terug met een minwaarde van 99% ten opzicht van hun hoogste punt.

De internetbubbel (1997-2000)

Er is eigenlijk geen sprake van één grote bubbel maar van vele aaneengeregen mini-bubbels. Tussen 1997 en het voorjaar van 2000 pompten gigantisch veel investeerders astronomische bedragen in internetbedrijven. De stemming was zo buitensporig enthousiast dat het voor velen niet uitmaakte wat het bedrijf was of deed, zolang er maar een site aangekoppeld was (vandaar ook de dotcom-zeepbel). Beurskoersen stegen pijlsnel en de sfeer was er eentje van onoverwinnelijkheid. Velen dachten toen dat ze dé nieuwe economie hadden ontdekt.

Lees meer: Vernietigt Bitcoin op termijn zichzelf?

Achter gezien probeerden teveel bedrijven van een te kleine koek te eten. Allemaal streefden ze een monopolie na, waardoor slechts zeer weinigen slaagden in hun opzet. De faillissementen stapelden zich dan ook op vanaf eind 2000. Overlevers als eBay en Amazon zijn vandaag nog altijd grote spelers. Maar heel veel spelers op de markt schoten er honderden miljoenen bij in.

Schoolvoorbeeld was Stephan Paternot, een jonge ondernemer die al op de schoolbanken theglobe.com oprichtte. Zijn sociale netwerk startte hij in 1995 op met een investeringskapitaal van amper 15.000 dollar. In 1998 waren hij en zijn vennoot elk 100 miljoen dollar waard. Waarom kennen we Stephan Paternot of theglobe.com nu niet meer? Ze werden het slachtoffer van de internetbubbel! Het aandeel daalde van 97 dollar naar 0,10 dollar. Uiteindelijk nam de voorloper van Skype het bedrijf voor een appel en een ei over.

De Beleggersgids Redactie

De Beleggersgids redactie schrijft over beleggen, investeren in vastgoed, geld en alternatieve vormen van investeringen. Nieuws, opinies, informatie en veel meer.

Gerelateerde artikels

Een reactie achterlaten

Jouw naam verschijnt bij de reactie, jouw email adres wordt niet gepubliceerd. Alle reacties worden voor publicatie gelezen en goedgekeurd.